Wat is de betekenis van boe?

boe! - Tussenwerpsel 1. uitroep om iemand aan het schrikken te maken ♢ Eén keer hadden we de moed bij hem naar binnen te gluren. Hij deed het gordijn opzij, lachte en riep: Boe! Vanaf die dag wisten we het zeker: als je niet uitkeek, at hij je op. 2. uitroep waarmee men zijn afkeuring uit ...

boe - tussenwerpsel 1. klanknabootsing van het geluid van een koe ♢ wat zegt een koe? de koe zegt boe 2. uitroep om schrik aan te jagen of om een gevoel te uiten ♢ de kinderen schrokken toen hij tevoorschijn...

François de le, zie Sylvius, Franciscus.

tw., uitroep ter uiting van verschillende schakeringen van gevoel : van minachtende trots, van walging, van schrik, van koude, van verwondering enz.; — klanknabootsing voor het geloei der koeien (inz. in kindertaal); — hij weet van boe noch ba, hij weet van niets af; — hij zegt boe noch ba, hij spreekt geen enkel woo...

v. afk. van baboe z. a.

tw.: boe noch ba zeggen, geen enkel woord zeggen, geen kik geven.

Boë - Frans de le, ook S y l v i u s genoemd, geneeskundige, * 1614 te Kamerijk uit Prot. familie, ♱ 1672 te Leiden. Studeerde op Ned. en Duitsche universiteiten; van 1641 tot 1658 zeer gezien arts te Amsterdam; later tot aan zijn dood in 1672 professor te Leiden. Beroemd geworden als hoofd der chemiatrische school, die de ziekten terugvoerde op ee...

[klnb.] tw. tot uiting van verschillende gevoelsschakeringen. minachting, walging, schrik, koude, verwondering enz. : noch ba zeggen, in 't geheel niets zeggen of taal noch teken geven ; van noch ba weten, niets weten.

tw., uitroep als uiting van verschillende schakeringen van gevoel: van minachtende trots, van walging, van schrik, van koude, van verwondering enz.; klanknabootsing voor het geloei van koeien (m.n. in kindertaal); hij weet van boenoch ba, hij weet van niets af; hij zegt noch ba, hij spreekt geen enkel woord; zonder boe of ba te zeggen, (bij een vre...