boe! - Tussenwerpsel
1. uitroep om iemand aan het schrikken te maken
♢ Eén keer hadden we de moed bij hem naar binnen te gluren. Hij deed het gordijn opzij, lachte en riep: Boe! Vanaf die dag wisten we het zeker: als je niet uitkeek, at hij je op.
2. uitroep waarmee men zijn afkeuring uit
♢ ‘Let u allen goed op, het is een leerzaam stuk.’ ‘Boe! Boe!’ klonk het uit het publiek. ‘Wij willen niet leren, wij willen lachen!’
3. loeidend geluid van een koe
♢ Ik stapte af en zei: ‘Stomme koe, je bent een smeerlap.’ Hij spitste zijn oren draaide zijn kop, keek me aan en zei: ‘Boe!’ ‘Ja, je bent een stommeling.’ ‘Boe!’
boe - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) schuur, eenvoudig gebouwtje, vooral geschikt als bergplaats
♢ De toegangsdeur der boe zit dus ter zijde en wel dicht bij het woninggedeelte.
2. (Nederlands-Indië) (informeel) aanspreekvorm voor oudere of zorgzame Indonesische vrouw als lid van de huishouding
♢ In 1917 werd een variant van Hoogeveens leesplankje voor Nederlands-Indië uitgegeven. Hierop verscheen (weer van Jetses' hand, maar nu in een meer tropische sfeer) onder meer een ‘oom’ met tropenpak en -hoed, een huis met een grote veranda en een lieve Indonesische ‘boe’ (baboe).
Woordherkomst
[tussenwerpsel] (klanknabootsing) van Middelnederlands boe , soms in verband gebracht met beu
[zelfstandig naamwoord 1] van het Middelnederlandse woord boede
[zelfstandig naamwoord 2] van het Indonesische woord babu "baboe" of bu "moeder, mevrouw"
Uitdrukkingen en gezegden
♦ boe roepen
[1] opzettelijk door een onverwachte kreet laten schrikken<br />[2] luidkeels afkeuring laten blijken<br />[3] loeien
♦ geen boe of ba
[2] niets wat op een reactie lijkt
♦ boe noch ba zeggen
[2] blijven zwijgen
Synoniemen
boede, boet
Gepubliceerd op 30-10-2017
boe
betekenis & definitie