Wat is de betekenis van Bloeien?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bloeien

bloeien - Werkwoord 1. (inerg) het dragen van open, actieve bloeiwijzen - Als alle bloembollen bloeien, komen daar veel toeristen op af. - Is dit de zwaarste tijd voor hooikoortspatiënten? Dat hangt er maar net vanaf voor welk soort stuifmeel iemand gevoelig is....

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bloeien

bloeien - regelmatig werkwoord uitspraak: bloei-en 1. bloemen dragen ♢ de narcissen staan vrolijk te bloeien 2. op zijn best zijn ♢ in tijden van oorlog bloeit de wapenindustrie Regel...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bloeien

v., bloeije, blom(k)je; beginnen te —, yn ’e bloei rinne; weelderig -d, bluisterich, bleisterich; (welvarend zijn) fleurje, florearje, tierje.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bloeien

(bloeide, heeft gebloeid), 1. in bloei staan, bloesem dragen: onze perzik bloeit in April; ook coll. van plaatsen waar gewassen staan: een bloeiende boomgaard is een prachtig gezicht; 2. (fig.) in een toestand van volle ontwikkeling zijn of komen, zich geheel of rijk ontplooien: een bloeiende stad; de kunsten bloeiden in da...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloeien

bloeide, h. gebloeid (1 in bloei staan, bloesems dragen; ook van de plaats, de tijd van de bloei; 2 fig. een krachtige ontwikkeling vertonen): 1. de bomen bloeien; de bloeiende lente; bloeiende tuinen; 2. een bloeiende gezondheid, de handel bloeit.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bloeien

(‘bloeiən) (bloeide, heeft gebloeid) 1. bloesems dragen : de perziken -. 2. een prachtige ontwikkeling vertonen : het van een stad, van de handel; een -de gezondheid. → kind. Tgst. → verdorren.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bloeien

(bloeide, heeft gebloeid), 1. in bloei staan, bloesem dragen: onze perzik bloeit in april; ook coll. van plaatsen waar gewassen staan: een bloeiende boomgaard is een prachtig gezicht; 2. (fig.) in een toestand van volle ontwikkeling zijn of komen, zich geheel of rijk ontplooien: een bloeiende stad; de kunsten bloeiden in dat tijdvak, werden toen m...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Bloeien

van den Idg. wt. bhlo (verwant met bhla, zie blazen) = zwellen. Bloeien is dus eigenlijk: in omvang toenemen. Afleidingen zijn: bloem (= bloe + m; eig. blo-man = de bloeiende) en bloesem.