Biskopeetjes/pieskapeetjes/pieskopeetjes maken
Bargoense uitdr. voor ‘smoesjes maken, uitvluchten zoeken’. Vooral in joodse kringen gebruikt en ondertussen in onbruik geraakt. Van Jiddisch pis-chen-pee‘de mond opendoen’. Biskopee(tje)werd ook gebruikt in de zin van ‘praatje’ of‘grapje’. Ik begrijp heel de biskoepee over die ene dooie vent niet, als je nagaat, dat ze mekaar vandaag de dag bij bo...