Wat is de betekenis van biezen?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

biezen

biezen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bies biezen - Bijvoeglijk naamwoord 1. vervaardigd van de halmen van een bies, zoals Scirpus maritimus (zoute ~) of S. lacustris (zoete ~) Op de vloer lag een biezen matje. Woordherkomst Afgeleid...

2024-04-27
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

biezen

Biezen zijn geverfde lijnen op een klomp. Ze zijn aangebracht met de biezetrekker.

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

biezen

zie klaver.

2024-04-27
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Biezen

gelijken uiterlijk op grassen, maar de nietige bloempjes, die kelk en kroon missen, bezitten drie meeldraden en een stamper met eenhokkig, eenzadig vruchtbeginsel. De vrucht is een dopvrucht. Het zijn oever- of moerasplanten. Als veevoer zijn ze van weinig waarde. De halmen der grote biezensoorten worden voor het maken van matten en stoelzittingen...

2024-04-27
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Biezen

verzamelnaam voor diverse planten der fam. Cyperaceae Bies).

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Biezen

1. v., biizje, bauje, bauwe, bôgje. 2. adj., bizen, biezzen, popelen; -mat, popelmatte.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Biezen

I. bn., van bies gemaakt: biezen matten; een biezen zitting; biezen stoelen, met biezen zittingen. II. (biesde, heeft gebiesd), (schilderk.) met een bies glad en glanzend wrijven. III. (biesde, heeft gebiesd), 1. (ook BIJZEN) onrustig rondlopen van tochtige of door insecten geplaagde koeien; (spreekw.) als de ene koe biest, licht de andere de st...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

biezen

I. biesde, h. gebiesd (1 sissen, blazen, sijfelen; 2 van koeien: wild, driftig in de wei rondlopen): 1. de slangen biezen; 2. de koeien biezen; ook: bijzen; z. ald. en bijze. II. bn. (van bies): Mozes in het biezen korfje; een biezen zitting; verg. rieten.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

biezen

('bi:zən) (biesde, heeft gebiesd) [~ beven] Dicht. 1. sissen, sijfelen : een –de slang. 2. loeien, bulken : –de koeien.