Wat is de betekenis van automobiel?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

automobiel

automobiel - Zelfstandignaamwoord 1. (verkeer) gemotoriseerd voertuig op vier of meer wielen, auto Woordherkomst afgeleid van mobiel met het voorvoegsel auto-

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

automobiel

automobiel - zelfstandig naamwoord uitspraak: au-to-mo-biel 1. vervoermiddel met motor en meer dan twee wielen ♢ we gaan dit jaar met het automobiel op vakantie Zelfstandig naamwoord: au-to-mo-biel de of het automobi...

2024-04-18
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Automobiel

Dit voertuig staat vaak voor het eigen ik, dat beheerst moet worden. Degene die er goed mee vooruitkomt, zal ook in het werkelijke leven veel voorspoed kennen. Panne wijst op innerlijke remmingen. Verbodsborden die men over het hoofd ziet, wijzen op de levensangst die men door al te vlot op te treden wil overwinnen. Wanneer de dromer zelf in de au...

2024-04-18
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Automobiel

voertuig; zichzelf voortbewegend

2024-04-18
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Automobiel

afgekort tot auto; het woord betekent: een rijtuig dat zich „vanzelf beweegt”, in tegenstelling tot een wagen door een paard getrokken. De aandrijving geschiedt door een motor; vandaar dat de naam motorrijtuig beter zou zijn, maar in Nederland verstaat men wettelijk onder motorrijtuigen ook de tweewielige motoren. De eerste auto dateert...

2024-04-18
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Automobiel

voertuig met eigen beweegkracht.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Automobiel

m. (-en), motorrijtuig, bestuurbaar rij- of voertuig op drie of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin of daaraan bevindende motor, meestal gedreven door benzine. [Opm. In samenstellingen zegt men kortheidshalve meestal auto-; niet ongewoon zijn echter automobielfabriek, -industrie, -motor, -sport, -weg.]

2024-04-18
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Automobiel

(Gr.-Lat.: zichzelf bewegend), voertuig dat voortbewogen wordt door een krachtwerktuig, op het voertuig zelf aangebracht. De aandrijving geschiedt door stoommachine, explosie- of verbrandings-, dan wel door electr. motoren, welke laatste hun stroom van accumulatoren betrekken. Het meest gebruikt wordt de benzinemotor*. Deze laatste, werkende in vie...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Automobiel

Snel vervoermiddel om ’t verkeer te stremmen. — Wagen die minder lang loopt dan 't krediet.