afgekort tot auto; het woord betekent: een rijtuig dat zich „vanzelf beweegt”, in tegenstelling tot een wagen door een paard getrokken. De aandrijving geschiedt door een motor; vandaar dat de naam motorrijtuig beter zou zijn, maar in Nederland verstaat men wettelijk onder motorrijtuigen ook de tweewielige motoren.
De eerste auto dateert van omstreeks 1884 (Daimler, Benz). Een auto wordt met een verbrandingsmotor (benzine- of dieselmotor), zelden met een elektromotor, aangedreven. De kracht van de motor wordt via de koppeling, de versnellingsbak (gangwissel), de cardan-as en het differentieel meestal op de achteras overgebracht. Het stuurwiel beweegt met o.a. een wormwielsegment de voorwielen, die scharnierend aan een vaststaande as verbonden zijn. Voet- en handrem werken onafhankelijk van elkaar. Een accu, die door een door de motor aangedreven dynamo wordt bijgeladen, geeft de elektrische stroom voor de verlichting, de ontsteking en het starten; zie ook Daimler, Benzie Als typen van personenwagens onderscheidt men soms: sedan, coach, coupé, cabriolet en limousine.