afwatering
afwatering - Zelfstandignaamwoord 1. de paden waarlangs water uit een stuk land afgevoerd kan worden Woordherkomst Naamwoord van handeling van afwateren met het achtervoegsel -ing.
Wiktionary (2019)
afwatering - Zelfstandignaamwoord 1. de paden waarlangs water uit een stuk land afgevoerd kan worden Woordherkomst Naamwoord van handeling van afwateren met het achtervoegsel -ing.
Muiswerk Educatief (2017)
afwatering - zelfstandig naamwoord uitspraak: af-wa-te-ring 1. het afvoeren van hinderlijk of overtollig water ♢ de afwatering van het regenwater gaat via deze regenpijp 2. kanalen, geulen, buizen e.d. waarlangs water wordt afge...
P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)
Stelsel van waterlopen waardoor overtollig water wordt afgevoerd. De afwatering van de provincie Groningen vindt hoofdzakelijk in noordwestelijke en noordoostelijke richting plaats. Via het Noord-Willemskanaal, het Reitdiep en het Eemskanaal en voorts door de afvoersystemen van de ‘waterschappen wordt het overtollige water van Groningen en he...
Oosthoek (1984)
transport van overtollig water naar het lozingspunt van een gebied (de plaats waar dit water het gebied verlaat) via een stelsel van sloten en hoofdwaterlopen (of van beken en rivieren). De waterstanden in dit afwateringsstelsel dienen zo laag te worden gehouden, dat de → ontwatering daardoor niet onaanvaardbaar wordt gehinderd.
Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)
Het op natuurlijke of kunstmatige wijze afvoeren van overtollig water, in het bijzonder van onder de gemiddelde zeespiegel gelegen poldergebieden; wordt ook wel suatie genoemd. Gemiddeld moet jaarlijks ongeveer 400 mm water, afkomstig van neerslag en kwel, naar zee worden afgevoerd. In Zeeland geschiedde dit oorspronkelijk op natuurlijke wijze via...
Veerman (1954)
Het ontlasten van een gebied van overtollig water door open waterlopen. Het overtollige water is afkomstig van de ‘ontwatering. Bij zware neerslag kan ook water over de oppervlakte van de grond direct in de waterlopen stromen. In Ned. is deze bovengrondse afvoer onbetekenend. Het water in de open waterlopen stroomt onder invloed van de zwaart...
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. het laten aflopen van het hinderlijke of overtollige water, de afvoer van water ; 2. (in de leerl.) het volbrengen der bewerking waardoor men de voorwerpen afwatert; 3. het voltooien der bewerking waardoor men geweven stoffen watert; 4. (-en), gelegenheid tot afvoer van het water van landerijen:...
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is de natuurlijke afvloeiing naar een beek, rivier of watergang van de binnen haar stroomgebied gevallen neerslag, voor zover deze niet verdampt; de op een bepaald punt van een beek, rivier of watergang afstromende hoeveelheid water vormt de afvoer van het stroomgebied boven dat punt op dat tijdstip. Vlakke terreinen, tussen hogere omgeving gelegen...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Afwatering - 1) van polderland, zie BEMALING, DROOGLEGGING. 2) afvoer van overtollig water van het eene erf op het andere (rechtsk.). Volgens art. 673 B.W. zijn erven, die lager gelegen zijn, ten behoeve van degene, die hooger gelegen zijn, verplicht het water te ontvangen, hetwelk daarvan natuurlijk afloopt, zonder dat zulks door menschen toedoen...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: