Wat is de betekenis van AFSTEKEN?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afsteken

afsteken - Werkwoord 1. (ov) door insteken van bijvoorbeeld een spade een hoeveelheid materiaal verwijderen Hij heeft de rand van het perkje keurig afgestoken. 2. (inerg) een groot contrast geven Die kleur stak sterk af bij de achtergrond....

2024-04-27
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

afsteken

Uitstekend deel van het dak aan de bedrijfszijde van een Betuwse boerderij, waaronder men het hooi door een luik in de achtergevel naar binnen brengt.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afsteken

afsteken - onregelmatig werkwoord uitspraak: af-ste-ken 1. houden (van toespraak) ♢ hij steekt een geweldig verhaal af 2. heel andere kenmerken hebben ♢ het wit steekt goed af tegen dat zwart...

2024-04-27
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Afsteken

Afsteken - een speech afsteken: een speech houden.

2024-04-27
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Afsteken

het laten weglopen van vloeibare slak en vloeibaar ruwijzer uit de hoogoven door het verwijderen met een ijzeren stang van een kleiprop uit de uitloopopening van de oven.

2024-04-27
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Afsteken

Bij afstandsmeting met een meetband steekt men telkens aan het eind van een bandlengte een stalen pen in de grond, om vandaaruit de volgende lengte te beginnen. De nauwkeurigheid van de afstandsmeting wordt grotendeels bepaald door de zorg waarmede de pennen worden gestoken.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afsteken

v., ôfstekke; (van hooi), splitte; licht — met een spade, ôfsjoele; wallen schuin —, wâlje; (contrasteren), forskine, ôfstekke.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afsteken

(stak af, heeft en is afgestoken), I. overg. (in de bet. 1. ook onoverg.), 1. (een licht vaartuig) door het duwen met een boom of haak van de wal of van een schip verwijderen, doen afgaan om een vaart te beginnen : hij stak do schuit met een boom af ; — onoverg. : van de wal of een groter schip afvaren: terwijl ik stond te praten,...