Wat is de betekenis van Afnokken?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

afnokken

1. (1906) (inf.) ophouden met werken; naar huis gaan, vertrekken. Oorspronkelijk in het taalgebruik van havenarbeiders. Volgens het WNT, dat als vroegste bron Van Bolhuis (Gabbertaal, 1937) citeert, zou het woord ontleend zijn aan het in dezelfde zin gebezigde Eng. ‘to knock off’. Eric Partridge geeft in zijn slangwoordenboek als verkla...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afnokken

afnokken - Werkwoord 1. ergatief (informeel) weggaan, ophouden En daarna was hij afgenokt. Woordherkomst samenstelling van af(bijwoord) en nokken(werkwoord); leenvertaling van Engels 'to knock off' Synoniemen aftaaien

2024-04-26
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

afnokken

ophouden met werken; aftaaien, vertrekken, weggaan In 1906 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1921 werd de zwerver en straatmuzikant Cornelis de Gelder (1856-1922), beter bekend als ‘Had-je-me-maar’, in de gemeenteraad van Amsterdam gekozen. Daardoor waren er in dit gremium ‘eenige volkswoorden’ te horen die normaal alleen op s...

2024-04-26
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Afnokken

Afnokken - ophouden met werken. Van Eng. to knock off. Zie havenjargon.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afnokken

afnokken - regelmatig werkwoord uitspraak: af-nok-ken 1. niet meer doorgaan ♢ hij is allang afgenokt met deze klus Regelmatig werkwoord: af-nok-ken ik nok af (... ik afnok) jij/u...

2024-04-26
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Afnokken

er vandoor gaan, opstappen, vertrekken.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afnokken

(nokte af, is afgenokt), (<Eng.), na het werk naar huis gaan, aftrekken; ophouden met werken.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)