Wat is de betekenis van Aankleven?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aankleven

aankleven - Werkwoord 1. aanhangen, eigen zijn 2. (ov) door lijmen bevestigen Deze mini IR-zender wordt met zijn unieke zelfklevende houder tegen de IR-ontvanger van een AV-apparaat aangekleefd. Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en kleven(werkwoord)

2024-04-30
Bouw- en Vastgoedlexicon

Hendrik Leurs (2015)

Aankleven

Het komen vastzitten van fijn stof, pluisjes en vuil gedurende de periode van drogen van de verf.

2024-04-30
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

aankleven

een godsdienst aankleven (aanhangen)

2024-04-30
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

aankleven

(kleefde aan, aangekleefd) - een leer/theorie/ideeën enz. aankleven, aanhangen, verdedigen. Terwijl de waarden die de CVP blijft aankleven misschien niet meteen tot het verleden behoren, maar toch uitvergrotingen zijn van een tijd waar de mensen niet meer mee akkoord gaan.

2024-04-30
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

aankleven

I. (Ideeën, stellingen e.d.) aanhangen, verdedigen. Gevaarlijke theorieën op dat stuk worden door vooraanstaanden niet alleen aangekleefd, maar toegepast, VAN HEMELDONCK 1945, 59. Toch slaagde hij er niet in zich aan te sluiten bij de verouderde ideeën, die men er nog aankleefde. Van dit oogenblik af ontstond in hem de drang om zelf...

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aankleven

v., oanklibje.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aankleven

(kleefde aan, heeft aangekleefd), door kleefstof (zich) aan iets anders vasthechten; bijna uitsluitend fig.: verkeerdheden, gebreken kleven ons aan, zijn ons eigen, wij zijn er mee behept; — (fig.) iem. aankleven, sterk aan hem gehecht of verknocht zijn, hem getrouw blijven, voortdurend aanhangen; — iets aankleven,...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aankleven

kleefde h. -gekleefd (1 door kleefstof zich vasthechten; inz. fig. eigen zijn aan; 2 aan iets gehecht zijn): 1 dat gebrek kleeft hem aan; de gebreken die ons -; 2 iemand aankleven, trouw aanhangen.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aankleven

('a:n) (kleefde aan, heeft aangekleefd) 1. door kleefstof zich vasthechten : het is niet droog, het zal nog -. 2. eigen zijn : dat gebrek kleeft hem aan. 3.gehecht zijn aan : een mening -. 4. trouw aanhangen : hij bleef hem -.