Wat is de betekenis van aanjagen?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanjagen

aanjagen - Werkwoord 1. op het lijf jagen (angst) 2. voortjagen (motor) 3. harder doen branden Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en jagen(werkwoord)

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanjagen

aanjagen - onregelmatig werkwoord uitspraak: aan-ja-gen 1. het feller laten branden ♢ door het vuur wat aan te jagen, werd het warmer in de hut Onregelmatig werkwoord: aan-ja-gen ik jaag aan (... ik aanjaag)...

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Aanjagen

heeft de betekenis van bespoedigen en wordt in de landbouw gebruikt in verschillende gevallen: Het warmer opkweken van een gewas, om de planten sneller in bloei te krijgen. Een slecht groeiend gewas een snellere groei geven door een extra bemesting. Door middel van een ‘aanjager lucht in de ketel blazen om het vuur beter te doen branden.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanjagen

v., oanjeije; (aandrijven), oantrúnje, -fiterje; schrik —, bang meitsje.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanjagen

(jaagde, joeg aan, heeft en is aangejaagd),. I. overg., 1. ergens heen jagen; snel voortdrijven; 2. aansporen, aanzetten ; 3. plotseling veroorzaken bij — : iem. schril'c, vrees, schaamte aanjagen; — iem. een blos aan jagen, hem doen blozen; 4. vuur aanjagen, feller aanstoken; II. onoverg., 1. snel rijd...

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Aanjagen

zie Vervroegen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanjagen

(‘a:n) (joeg en jaagde aan; aangejaagd) I. (heeft) 1. (sneller) jagen, drijven naar : de koeien -. 2. herhaaldelijk tot handelen bewegen. Syn. zie: aandrijven. 3. plotseling veroorzaken : iemand schrik, een blos -. 4. feller doen branden : het vuur -. II. (is) in jagende vaart naderen : daar komt de koetsier -.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanjagen

aan'jagen (jaagde, joeg aan, heeft en is aangejaagd), I. overg., 1. ergens heen jagen; snel voortdrijven; 2. aansporen, aanzetten; 3. plotseling veroorzaken bij: iemand schrik, vrees, schaamte 4. vuur —, feller aanstoken. II. onoverg., snel rijdend naderen: daar kwam de taxichauffeur aangejaagd, snel aanrijden.