Wat is de betekenis van Aan (of op) den draai zijn?

2024-04-27
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Aan (of op) den draai zijn

D.w.z. aan het draaien (vgl. een doordraaier, fri. trochdraejer), zwaaien, zwieren, aan het pret maken zijn, een vroolijk en losbandig leventje leiden; syn. aan den zwier of aan den rol (zie Ndl. Wdb. XIII, 935), aan de sjou, Zaansch an de rul zijn; 17de eeuw aan de gang zijn (Winsch. 63); in Zuid-Nederland op zwik zijn (Claes, 298), oprabot, op (d...

Gerelateerde zoekopdrachten