Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zwart

betekenis & definitie

Het begrip zwart heeft 21 verschillende betekenissen:

1) de donkerste kleur hebbend.
de kleur hebbend waarbij er geen enkele lichtstraal door het oppervlak wordt teruggekaatst; de donkerste kleur hebbend.

2) zeer donker (gekleurd).
zeer donker (gekleurd); grauw; duister.

3) onherbergzaam.
onherbergzaam; ondoordringbaar; ontoegankelijk; duister.
In enkele vaste verbindingen.

4) in het zwart gekleed.
in het zwart (gekleed); met zwarte kleren.
In een enkele combinatie.

5) met een donkere huidskleur.
met een van nature donkere huidskleur; van nature donker van huid.
Meestal gezegd van mensen van negroïde afkomst.

6) zonder melk.
zonder melk, en meestal ook zonder suiker.

7) vuil.
vuil; morsig; donkergekleurd door vuil.

8) slecht.
slecht; duivels; verborgen; duister.

9) illegaal.
zonder toestemming van de overheid; zonder er belasting of sociale lasten over te betalen; illegaal; clandestien.

10) ongunstig; beladen.
ongunstig; beladen.

11) ongelukkig.
ongeluk brengend; ongeluk in zich hebbend; ongelukkig.
In enkele vaste verbindingen.

12) somber.
somber; rampspoedig; moeilijk; negatief.

13) nors.
onvriendelijk; nors.
In enkele combinaties.

14) sarcastisch; zwartgallig.
sarcastisch; zwartgallig.
In enkele combinaties.

15) de donkerste kleur.
kleur waarbij er geen enkele lichtstraal door het oppervlak wordt teruggekaatst; de donkerste kleur.

16) donkere kleur.
donkere kleur; het duister; het donker.

17) zwarte stof.
zwarte stof, meestal een kleurstof of een verfstof.

18) zwarte kleding.
zwarte kleding; zwarte kleren.
In een enkele combinatie.

19) zwart arbeidscircuit.
arbeidscircuit waarin geen belasting wordt afgedragen; zwart arbeidscircuit.
In een enkele combinatie.

20) zwarte stukken.
zwarte schaakstukken of damschijven.
In een enkele combinatie.

21) mensen met een donkere huid.
mensen met een van nature donkere huidskleur.
In een enkele combinatie.