Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zwakkeling

betekenis & definitie

zwak persoon.

iemand die zwak is, meestal op het gebied van zijn persoonlijkheid of karakter, maar soms ook wat betreft zijn fysieke toestand, gesteldheid of voorkomen; zwak persoon.
Ook als scheldwoord gebruikt.

Voorbeelden:
Wie iets onderneemt en faalt is heel wat beter af dan diegene die niets onderneemt en daar in slaagt. Zelf ben ik ook vaak een zwakkeling.
http://www.basisberaad.nl/basisberaad/index.html

Ook een zwakkeling (in fysiek en/of mentaal opzicht) kon zich soeverein noemen, als hij maar vorst was.
http://allserv.rug.ac.be/~frvandun/Texts/Rechtsfilosofie/RFgent-0.htm, 1997

Kunst, zo kakelde ik maar door, dient klaarblijkelijk haar herkomst te vinden in een of andere slecht geventileerde onderwereld waar een kil en glansloos, winters schijnsel hangt; - die wereld is bewoond door zwakkelingen, uitgestotenen, onaangepasten en nog andere zieke types, van wie er duizenden denken dat ze geroepenen zijn om de grote onsterfelijke dingen te maken, terwijl er hooguit twee, misschien drie, daartoe zijn uitverkoren, ja toch? - heb ik gelijk of niet?
Jeroen Brouwers, Winterlicht. Een vergeetboek, 1984

Ze had een diepe afkeer voor zwakkelingen die door de staat ondersteund werden.
De Standaard, 1996

< >