Wat is de betekenis van zwakkeling?

2024-04-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zwakkeling

zwak persoon. iemand die zwak is, meestal op het gebied van zijn persoonlijkheid of karakter, maar soms ook wat betreft zijn fysieke toestand, gesteldheid of voorkomen; zwak persoon. Ook als scheldwoord gebruikt. Voorbeelden: Wie iets onderneemt en faalt is heel wat beter af dan diegene die niets onderneemt en daar in slaagt....

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwakkeling

zwakkeling - Zelfstandignaamwoord 1. iemand met een zwakke wil Ook goedgebekte mensen worden soms als zwakkeling aangemerkt. 2. iemand die fysiek zwak dan wel weinig imposant is Woordherkomst Afgeleid van zwak met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwakkeling

m. en v. (-en), zwak mens, inz. iem. die moreel zwak is. ZWAKKELINGE, v. (-n).

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwakkeling

m. en v. zwakkelingen (iem., die zwak van wil is).

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zwakkeling

('zwakkəling) m. (-en) hij die zwak van wil is.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZWAKKELING

ZWAKKELING, m. v. (-en), zwak mensch, die zwak van wil is. ZWAKKELINGE, v. (-n).