Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

seizoenarbeid

betekenis & definitie

arbeid die ieder jaar in een bepaald seizoen wordt verricht.

arbeid die samenhangt met de specifieke, jaarlijks terugkerende periode waarin iets kan worden gekweekt en geoogst of beschikbaar is, of waarin naar het betreffende veel vraag bestaat; arbeid die ieder jaar in een bepaald seizoen wordt verricht.

Voorbeelden:
De nieuwe regelgeving voor de seizoenarbeid vermindert de neiging van tuinbouwers en fruittelers om met zwart personeel te werken.
De Standaard, 1996

De algemene stijging van het aantal vacatures, zonder dat een evenredige stijging van de werkgelegenheid merkbaar is, doet vermoeden dat vooral het verloop - het wisselen van job - stijgt. De meeste aanbiedingen [...] kwamen van bedrijven die thuis horen in de sector "diensten aan bedrijven". Andere "succesvolle" sectoren waren de handel [...] en de landbouwsector. Bij deze laatste was het wellicht de tijdelijke seizoenarbeid in de fruitsector en de tuinbouw die de cijfers omhoog duwde.
De Standaard, 1997

In 1993 telde Nederland 211 pelsdierfokkerijen [...]. Op deze landbouwbedrijven is de pelsdierhouderij de hoofdtak of de enige bedrijfstak. De bedrijven bieden werkgelegenheid aan zevenhonderd mensen, en er is seizoenarbeid voor vierhonderd mensen.
NRC, 1994

Ondanks de uitgebreide keuze aan vis, wild of exotische vleessoorten, kiezen veel Vlamingen nog resoluut voor kalkoen tijdens het familiale kerstfeest. De kerstvogel zorgt voor specifieke seizoenarbeid bij kwekers, slachters en poeliers.
De Standaard, 1996

Seizoensarbeid op de bietenvelden in Noord-Frankrijk.
Marijke Libert, Sterk water, 2001

Ondernemers die te maken hebben met seizoensarbeid staan ieder jaar weer voor de uitdaging voldoende personeel te vinden voor diverse werkzaamheden.
http://www.lto.nl/

Nu al zouden veel Oost-Europeanen naar Nederland (willen) komen voor seizoensarbeid.
Het Financieele Dagblad, 2002

< >