Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

schoen

betekenis & definitie

schoeisel dat de voet tot de enkel bedekt.

schoeisel dat de voet bedekt en dat meestal reikt tot de enkel; kledingstuk dat de voet bedekt en dat meestal reikt tot de enkel; voetbekleding die meestal tot aan de enkel reikt.

Voorbeelden:
Een schoen moet als een handschoen om de voet zitten, maar een beetje knellen op de juiste plaats kan in het begin geen kwaad.
NRC, 1995

Ook schoenen hebben liefde nodig ... Nauwelijks slijtende profielzolen, ingebouwde ventilatiesystemen en titanium veterhaakjes, de wandelschoen heeft de afgelopen tien jaar een ware metamorfose ondergaan.
http://www.snp.be/2001/snpezineframe.php?http://www.snp.be/2001/ezine_schoenen.php, 2001

Het zijn de vrouwen die de hutten bouwen. Ze dragen het riet in grote bussels op hun hoofd. Zeven acht kilometer terug. Blootsvoets. Ik schud een steentje uit mijn schoen. De bodem ligt bezaaid met schilfers en keien.
Elvis Peeters, Calvados, 2001

Mijn schoenen moet je niet kiezen omwille van het merk, dat is stom, maar voor de stijl.
De Standaard, 1995