keffend hondje.
kleine hond die vaak, druk en hinderlijk keft; keffend hondje; keffer.
Voorbeelden:
Bart keek recht in de ogen van een zwart-wit keffertje.
Koos van Zomeren, De hangende man, 1983
Het verschil tussen een Deense dog en een keffertje is groter dan dat tussen een paard en een pony.
Meppeler Courant, 1995
Hij zei met een bedaarde, vaag spotzieke stem: 'Was ist los, Constance?' (Konstanz) en de bestendige, onveranderlijke, trouwe sprak tegen hem in een rad, hel Duits, nee, het was tot het goor wit keffertje met een blauwe strik dat aan Louis' schoenen likte.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983