broodje; kadetje.
rond, zacht broodje met een deuk over het midden van de bovenkant; kadetje.
Voor deze betekenis wordt veel vaker kadetje gebruikt.
Voorbeelden:
"Kijk eens!" Hij keek. De postbode had een pakket in wit papier omhoog gestoken. "Moet u nog bezorgen?" vroeg hij vals. "Kadetten!" riep de postbode. "Met kaas. en met reuzel. Hapje?"
Heere Heeresma, Heeresma helemaal, 1978
Soms nam mijn vriendje kadetten voor mij mee, uit de bakkerij van zijn vader gejat, of had ik een blikje sardines gepikt uit de viswinkel, waarmee ik mijn brood belegde.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983