Het begrip huis heeft 12 verschillende betekenissen:
1) woning.
gebouw ontworpen als woonruimte voor iemand, een gezin of een familie; woning.
2) woonruimte van iemand.
woongelegenheid gezien als de plaats waar iemand, een gezin of een familie pleegt te verblijven; woonruimte van iemand.
3) gebouw van een openbare instelling.
gebouw waar een openbare of bijzondere instelling is gevestigd die voorziet in verblijfplaatsen of in ruimte voor een bepaalde bestemming of functie, vaak nader gespecificeerd in een bepaling.
4) gebouw van een bestuurlijke instelling.
gebouw waarin een bestuurlijke, bijvoorbeeld wetgevende, instelling vergadert of zetelt.
Aangetroffen in combinaties en verbindingen.
5) gebouw voor een werkzaamheid e.d..
hoofdgebouw of bijgebouw dat is voorbehouden en uitgerust als opslagruimte of voor het verrichten van enige handeling of werkzaamheid.
Aangetroffen in samenstellingen waarvan het eerste lid de bestemming of functie noemt.
6) hok of verblijf voor dieren.
gebouw dat als hok of gemeenschappelijk verblijf dient voor dieren, met name in dierentuinen.
Aangetroffen in samenstellingen waarvan het eerste lid de diersoort noemt waarvoor het gebouw als verblijf dient.
7) onderneming; zaak.
onderneming, vaak met de bijgedachte van zeker aanzien; zaak; bedrijf; firma.
8) de bewoners van een huis.
de bewoners van een huis; het huisgezin; de familiekring.
9) zeer aanzienlijk geslacht.
zeer aanzienlijk, veelal vorstelijk geslacht.
10) omhulsel.
hard omhulsel dat zich om iets bevindt, vooral om een onderdeel of deel van een constructie, en veelal dient ter bescherming.
11) in de verbinding huis van een slak.
12) sector in een horoscooptekening.
elk van de 12 sectoren waarin de windrichtingen in een horoscooptekening zijn verdeeld en die symbool staan voor de levensgebieden waarop een planeet vanuit een bepaalde positie in de tekens van de dierenriem invloed uitoefent.
