gezicht.
voorkant van het hoofd van een mens vanaf de haargrens; samenhangend geheel van kin, mond, wangen, neus, ogen, slapen en voorhoofd; gezicht.
Voorbeelden:
Snel wilde hij de eersteklaswagon doorbenen toen hij haar zag: de ideale vrouw. Lang, golvend haar en het gelaat een orgie van sproeten.
Midas Dekkers, Poot: verhalen over de hond, 2000
De behandeling van een schisispatiënt door de specialisten van het schisisteam richt zich op een harmonische ontwikkeling van het gelaat, occlusie en kaakrelatie, zonder prothetische oplossing.
http://www.kaakchirurg.nl/pub/, 2001
Als ze zich naar hem toedraait valt het hem op dat ze zich zwaarder heeft opgemaakt. Met de strakke wenkbrauwboogjes, het olieachtige haar in een wrong en het wit bepoederde gelaat ziet ze eruit als een nachtzwarte lelie.
Manon Uphoff, Alle verhalen, 2003