klaar voor de reis.
geheel voor de reis uitgerust; klaar voor de reis; reisvaardig; vervolgens ruimer ook: geheel voorbereid.
Oorspronkelijk 'met laarzen en sporen aan' en vervolgens, gezegd van een reiziger, 'gereed om te paard te stijgen'.
Voorbeelden:
Op een of andere manier leek het normaal dat ik het grootste deel van de tijd de rugzak droeg. Hij liep in zijn gewone burgerplunje. Ik was gelaarsd en gespoord, zoals het een aanhanger van Jeroen paste.
Bruno Bartels, De baan van gaan en gissen, 1983
Plaats genoeg, zodat niets hem dwong om uitgerekend naast een groep lawaaierige blanken te gaan zitten, maar hij deed het, waarschijnlijk om zich eens lekker te kunnen ergeren aan de mannen, vrouwen en kinderen die een drietal tafeltjes tegen elkaar hadden geschoven om zeer uitbundig afscheid te kunnen nemen van een viertal dat gelaarsd en gespoord op het punt stond na tien jaar terug te keren naar een plaats ergens bij de grijze zee, voorgoed.
Paul Koeck, De stoelendans, 1983
Het heeft me altijd al verbaasd hoe elke nieuwe generatie zich elk weekend gelaarsd en gespoord volgens de waan van de dag in tornado's van lawaai stort, of het nu punk, house of acid rock is, met als enige doel een partner voor het leven te vinden waarmee in alle stilte en intimiteit samengeleefd kan worden, zonder al te veel burengerucht.
Leo De Haes, Cultuur is oorlog, 2000