voorzien van een handschoen of handschoenen.
voorzien van een handschoen of handschoenen; omhuld met een handschoen of handschoenen; met een handschoen of handschoenen.
Voorbeelden:
In de vakantie reed oom ons gehandschoend naar zee, waar de familie een strandhut huurde.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977
Hij probeerde om de blijheid die van z'n zoon, en bijwijlen z'n vrouw, afdroop, te vangen. Een soort douche waaronder hij graag pauzeerde. Hand in hand. Die van Tabor gehandschoend.
Stefan Boonen, Het klokhuis van een zondag, 1999
"We beschouwen Lisa Marie Presley als de prinses van het Presleyterianisme en ze was behekst, werd lastiggevallen en misleid door het Gehandschoende Kwaad", zegt Mort Farndu, een van de oprichters van de Eerste Presleyteriaanse Kerk van Elvis de Goddelijke.
De Standaard, 1996