toekomende tijd.
werkwoordstijd die uitdrukt dat men handelingen en gebeurtenissen in de toekomst situeert; toekomende tijd.
Voorbeelden:
Er bestaan natuurlijk nog andere tijden, zoals het imperfectum, het plusquamperfectum en het futurum (toekomende tijd).
http://wol.jw.org/nl/wol/d/r18/lp-o/1200001767
Over de kloof tussen burger en politiek lijkt een consensus te bestaan: hij is er en dat is niet goed. Alle bruggen beginnen met de imperatief 'moeten' en eindigen met het hoopvolle futurum 'zullen'.
NRC, 1994