gemeen, ordinair volk; gepeupel.
gemeen, ordinair volk; canaille; gepeupel; janhagel; tuig; uitschot.
Voorbeelden:
Mensenkenner als hij was had hij van bij het eerste oogcontact gezien dat die Nikki iemand was die [...] slechts in contact kwam met mannen waarvoor de omschrijvingen 'achterlijk crapuul', 'stinkend kreupelhout' en 'slechtste minnaars ter wereld' nog te vriendelijk zou zijn.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999