Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

canaille

betekenis & definitie

gemeen volk.

gemeen, ordinair volk; gepeupel; janhagel; tuig; uitschot.

Voorbeelden:
'Ik kan niet ontkennen,' zei Lupijn, 'dat mijn keel vaak dichtsnoert als ik voor mij uit starend een hele rij misdadigers voorbij zie trekken.' 'We kunnen hier differentiëren,' zei de estheet, er een carnavalsoptocht van maken: canaille, boevenpak, schavuiten, beurzensnijders, flessentrekkers, vee van Laban, loerdraaiers, beentjelichters, om van de onvaderlandslievende schobbers nog maar niet te spreken.'
Willem Brakman, Gesprekken in huizen aan zee, 2002