Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

bendehoofd

betekenis & definitie

bendeleider.

iemand die het hoofd is van een bende; hoofd van een groep criminelen of een criminele organisatie; bendeleider.

Voorbeelden:
Bendehoofd leidt inbrekers vanuit Moldavische cel. Het Naamse gerecht heeft een bende Moldavische inbrekers opgerold, die de voorbije twee jaar zo'n 200 inbraken heeft gepleegd. Hun leider organiseerde de rooftochten vanuit zijn cel in Moldavië.
https://www.demorgen.be/binnenland/bendehoofd-leidt-inbrekers-vanuit-moldavische-cel-bb2c8f48/, 14 oktober 2008

Na een onderzoek dat drie jaar heeft geduurd, is de Parijse politie erin geslaagd een bende met barbaarse methodes te ontmantelen. De bende werd geleid door mensen uit ex-Joegoslavië die er niet voor terugschrokken kinderen te verkrachten of te folteren om hen tot stelen aan te zetten, in het bijzonder in de metro van de Franse hoofdstad. Volgens een bron dichtbij het onderzoek zijn in het zuiden van Frankrijk en in Italië 19 mensen opgepakt, onder wie het bendehoofd en maffiaclanleider, de 58-jarige uit ex-Joegolsavië afkomstige Fehmi Hamidovic.
http://www.hln.be/hln/nl/960/Buitenland/article/detail/1189756/2010/11/30/Bende-folterde-en-verkrachtte-kinderen-die-niet-wilden-stelen.dhtml, 30 november 2010

Honger en traditie houden het bendewezen in stand en net als in onze Middeleeuwen zijn het zelden de heren en altijd de knechten die gehangen worden. Zo'n bendehoofd was Lampiao [...]. Jarenlang was Lampiao niet meer dan een van die kleine bendeleiders van alleen plaatselijke reputatie. Het was de politie die hem naam, faam en legendarische bekendheid verschafte.
Beb Vuyk, Een broer in Brazilië, 1983

Twente was een staat in een staat. Een politiestaat geregeerd door een junta die zetelde in Enschede, de grootste industriestad. De Bloedraad die de bevolking onderdrukte bestond uit een veertigtal textielfabrikanten, samen één sterk en ongenaakbaar front vormend door onderlinge huwelijken en belangen. In de volksmond schichtig de textielbende genoemd [...]. Een alles verslindende, alles vernietigende, alles onderdrukkende machtsmachine met ijzeren scharen die de hele streek in een verstikkende greep hield. Die de Twentse bevolking knechtte en uitbuitte, verslond of wegwierp na er eerst alle krachten uitgezogen te hebben. Hecke en Jancke waren God en de Paus - bendehoofd en adjudant.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983