tinkeur bestaande uit vier schildvormige merken in de trant van de zilvermerken. De vier schildjes bevatten achtereenvolgens: het meesterteken van de tinnegieter, een kwaliteitsmerk (voor Ned. en Eng. een roos), een leken van het land van herkomst (dikwijls een klimmende leeuw) en een stadswapen.
Indien dit laatste merk werd weggelaten spreekt men van ‘driemerk’. In de 16de en 17de eeuw werd het driemerk ook dikwijls gebruikt ter aanduiding van tin met een zeer laag loodgehalte. waarbij het stadswapen of het meesterteken twee keer achter elkaar werd gestempeld. In Nederland werd het viermerk in de 18de eeuw ingesteld ter aanduiding van tin van eerste kwaliteit: dikwijls is dit viermerk gecombineerd met een gekroonde K.