een slijpvorm die bij doorzichtige kleurloze edelstenen, inzonderheid diamant, wordt toegepast. Het grondvlak is vlak, terwijl de steen de vorm van een kleine piramide heeft.
Men onderscheidt: de Hollandse roos met 24 driehoekige facetten; de Antwerpse of Brabantse roos met zes trapezevormige facetten om de rand en zes driehoekige facetten om de punt: de rosé recoupé heeft vierentwintig kleine randfacetten en zes driehoekige pntmfacetten; de zesvlakker heeft zes en de drievlakker drie driehoekige facetten. De gouden roos, een gouden ring bezet met edelstenen, door de paus plechtig gewijd, wordt als een bijzondere onderscheiding uitgereikt.