De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Tin

betekenis & definitie

een wit, zacht glanzend, niet hard metaal met laag smeltpunt van 232 C. Niet onderhevig aan oxidatie en in de natuur gevonden als tincarbonaat of -silicaat.

Reeds zeer vroeg (bronstijd) toegepast als component bij het legeren van roodkoper tot brons. Mits onder bijvoeging van lood, waardoor de gietbaarheid verbetert, werd het zeer veel gebruikt voor het gieten van allerlei vaatwerk en klein gerei: ter versteviging werd later ook gelegeerd met enig koper of antimonium. Naar gelang het gehalte spreekt men van keurtin of van peauter. ‘Edeltin’ noemt men bijzonder fraai uitgevoerd tinnen gerei dat alleen voor de pronk was bedoeld. Voor kannen en grote stukken werden de onderdelen afzonderlijk in de bronzen vormen gegoten en daarna aan elkaar geweld: kleinere onderdelen, zoals oren, werden aan het reeds gedeeltelijk afgewerkte werkstuk vastgegoten. De ronde vormen werden bijgedraaid en gepolijst op de bank. die ook gebruikt werd voor het trekken van de parallel lopende rillen. Tin werd in de 17de eeuw ook gebruikt voor intarsia, bijv. bij Boulle-meubels en als opgelegd ornament, bijv. bij Antwerpse kunstkabinetten. Het vele machinaal gegoten tin uit de I9de eeuw bezit weinig of geen kunstwaarde.