aanvankelijk klein, maar uiterst luxueus uitgevoerd tafelkabinet, gebruikt als schrijn voor kostbare collecties kleine kunstvoorwerpen, kostbaarheden of rariteiten uit de natuur (bijv. fossielen of prehistorisch gereedschap). De liefhebberij van het verzamelen had in de 16de eeuw een grote vlucht genomen en de verzamelaars waren eropuit om hun schatten op passende wijze te huisvesten.
Het kostbare en bijzondere moest daarbij zoveel mogelijk worden geaccentueerd en dat deden de kunstkabinetten dan ook in hoge mate. De grootste pracht werd tentoongespreid in de versiering van de voorborden van de laatjes: wanneer men bezoek ontving werden de beide deurtjes wijd opengezet als de vleugels van een altaar. De decoratie kon bestaan uit marqueterie, pietra dura, cameeën, kopieën in miniatuur van werken van beroemde meesters, enz. Het hoogtepunt vormde dikwijls een architectonisch ingericht middenvak met perspectivische inkijk. waarbij een trompe l’oeuil-effect werd verkregen d.m.v. spiegeltjes. De basisvorm van het kunstkabinet vindt men terug in de Spaanse papelera en de vargueno. Tegen het midden van de 17de eeuw worden de kunstkabinetten groter en hoger; in deze vorm begint het kabinet zich dan ook meer te ontwikkelen tot een nog wel luxueus meubel, maar toch met een meer huishoudelijke bestemming.