Wat is de betekenis van Inkijk?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

inkijk

(1938) (sch.) décolletée. Niet in het WNT. Vgl. inkijkje*. Zie ook nog: ze laat de winkel* openstaan; ze zet de kommetjes* op de tafel; je ziet heel haar vleeswinkel*; ze heeft vlees* te koop. • ‘Een wandelend woordenboek, tevens telmachine, met platinablond haar en zijden benen’, vinnigde Wampie. ‘volkomen gew...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inkijk

inkijk - Zelfstandignaamwoord 1. het inkijken inkijk - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkijken ♢... dat ik inkijk

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inkijk

inkijk - zelfstandig naamwoord uitspraak: in-kijk 1. mogelijkheid om naar binnen te kijken ♢ ze sloot de gordijnen tegen de inkijk Zelfstandig naamwoord: in-kijk de inkijk

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inkijk

s., ynsjoch (it), ynkyk.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inkijk

m., 1. het naar binnen kijken: glasgordijnen tegen de inkijk, om het inkijken te beletten; 2. gelegenheid om in te kijken, en wat men zo ziet : een aardig inkijkje; het is een lelijke inkijk, zei het oud wijf, en ze gaapte.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inkijk

m. (het inkijken; gelegenheid om in te kijken): horretjes tegen de inkijk.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inkijk

('in) m. (-je) 1. Eig. het → inkijken : horretjes tegen de -. 2. Metn. iets waar men inkijkt: een lief -je in een binnenhuis.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)