(256-206 v.C.), kortdurend tijdperk in de Chinese geschiedenis dat begint met de onderwerping van de staten die tevoren deel uitmaakten van het rijk onder de Chou-dynastie door de noordwestelijke staat C'h’in. De Ch’in-vorst Shi Huang Ti noemde zich de eerste keizer van de Chin-dynastie.
Hij regeerde als een dictator. Hij verving het feodale systeem door een sterk gecentraliseerd gezagsapparaat. Munten, maten en gewichten, belasting en dienstplicht, taal en schrift werden gestandaardiseerd. wegen werden verbeterd, verdedigingswerken werden versterkt en aaneengesloten (Chinese Muur). Om de herinnering aan andere tijden uit te wissen werd in 213 v.C. gelast alle boeken te verbranden. De leer van Confucius werd de officiële godsdienst. Deze en dergelijke maatregelen lokten verzet uit; een in oorsprong agrarische revolutie sloeg over naar andere maatschappelijke groeperingen.
In 206 v.C. stortte het rijk van de Ch'in-dynastic ineen. De krachten van de revolutie verenigden zich onder de Han-dynastie.