(1851-1910) was een eminent botanicus, vooral bekend geworden door zijn onderzoekingen op embryol. en physiol. gebied. Reeds als student verwierf hij een gouden medaille, in 1879 werd hij lid van de Kon.
Academie van Wetenschappen, in 1880 Directeur van ‘s Lands Plantentuin te Buitenzorg. Bij zijn zilveren doctoraat werd hem de titel van hoogleraar verleend.In de tropen kwam hij spoedig tot het inzicht, dat de botanie ten zeerste gebaat zou zijn bij een bestudering van de planten in de tropen zelf; hij bewoog buitenlandse geleerden daarvoor naar de tropen te komen en bood hun werkruimte aan in het z.g. vreemdelingenlaboratorium. De cultures riepen niet tevergeefs zijn hulp in, toen ziekten en plagen tot débâcles zouden leiden. Ook voor de inheemse landb. trachtte hij met zijn medewerkers voorlichting te geven op basis van zuiver wetenschappelijk onderzoek. Een en ander was van uitzonderlijke betekenis voor de opbloei daarvan.
Dit deel van de taak groeide uit buiten het kader van de tuin en op zijn voorstel werd in 1905 het Dept van Landb. opgericht, waarvan hij tot 1909 de eerste directeur was.