Plantengesl. der Compositae met ca 1000 soorten (1- en 2-jarig en overblijvend), gedeeltelijk kruidachtig, gedeeltelijk houtig en gekenmerkt doordat de bloembodem geen stroschubben draagt en de vrucht met vruchtpluis is bezet. In Med. telt dit gesl. een 12-tal soorten, waarvan de meest bekende zijn: S.vulgaris L.. kruiskruid, een zeer algemeen akkeronkruid, dat vrijwel het gehele jaar door bloeit; deze soort heeft de kleinste hoofdjes, doordat de straalbloemen ontbreken.
S.jacobaeaL., jacobskruiskruid is algemeen in de duinen en op droge plaatsen aan de zeekant, ook aan dijken binnenslands en op graslanden langs de rivieren, maar verder minder algemeen. S.aquaticus Huns., waterkruiskruid, treft men aan op vochtige, arme hooilanden. De beide laatste hebben de reputatie van giftig te zijn voor het vee (z. Giftige planten). Als sierplant worden gekweekt: S.elegans L., kleverige, 1-jarige plant met liervormig ingesneden bladeren en bloemhoofdjes in tuilen, bloemhoofdjes met gele schijf- en violette straalbloemen, Z. Afr. S.pulcher HOOK. et ARN., overblijvende plant met 10-20 cm lange, ovale gekartelde bladeren, bloemhoofdjes met gele schijf- en purperrode straalbloemen, Z.Am. S. greyi HOOK. F., aan de voet houtachtige, overblijvende plant met aan de onderzijde witviltige, gaafrandige bladeren en gele bloemhoofdjes. Nw Zeeland. S.tangulicus MAX., hoog opgaande, overblijvende plant met veerdelige, grote bladeren en gele bloemhoofdjes in grote, pyramidale pluimen, W. China (vgl. ook Ligularia).