fam. Rosaceae, braam, is een zeer groot gesl. van houtige gewassen met vruchten samengesteld uit steenvruchtjes, die door het sappig mesocarp besachtig aandoen en die wc als bramen kennen.
Als siergewassen worden in de eerste plaats soorten gebruikt, die een opgaande groeiwijze hebben b.v. R.odoratus L. uit N.Am., met enkelvoudige bladeren en witte bloemen; R. spectabilis PURSII met enkelvoudige bladeren en rode bloemen. Ook de soorten met een meer braamachtige habitus, dus met overhangende, m.o.m. sterk gestekelde twijgen komen in cultuur voor; zeer opvallend is R lasiostylus FOCKE uit China, met vooral s winters witte twijgen; R. ulmifolius SCHOTT uit Eur., een typische braam, waarvan speciaal de vorm met gevulde bloemen als sierplant wordt gekweekt nl.: R. ulmifolius bellidiflorus (KIRCHN.) Voss. Als vruchtheester komen in aanmerking R.phoenicolasius MAXIM., de Japanse wijnbes; R.idaeus L., de framboos; R. fruticosus L., de bosbraam (z. Braam), een verzamelnaam voor een groot aantal moeilijk te onderscheiden soorten; R.loganobaccus BAIL., de loganbes, ontstaan uit een kruising van R. idaeus en R. ursinus.