Analyse-methode in de vegetatiekunde, ontwikkeld door D. M.
DE VRIES bij het botanisch graslandonderzoek. Het massa-aandeel der verschillende soorten in de samenstelling van een plantengezelschap wordt hierbij niet in absolute (hetzij gewogen, hetzij geschatte) hoeveelheden uitgedrukt, dus niet in waarden van een puntenschaal, maar door volgorde. De soort, die in een proefvlakte domineert, wordt voorop gezet, dan komen de andere in volgorde van massa-aandeel. De methode is slechts trefzeker als men een statistisch voldoende aantal kleine proefvakjes (b.v. 50 x I dm2) binnen een homogene begroeiing onderzoekt (z. ook Frequentiemethode).