Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Prijsvorming

betekenis & definitie

Onder p. verstaat men de wijze, waarop de prijzen der goederen tot stand komen. De p. kan geschieden in een vrije verkeershuishouding of in een door de Overheid geleide huishouding.

In het laatste geval kan de Overheid de prijsvaststelling zelf ter hand nemen. Zij kan zich hierbij door verschillende motieven laten leiden.In de vrije verkeershuishouding geschiedt de p. steeds binnen een bepaalde marktvorm. De meest elementaire marktvormen zijn die van volledige vrije mededinging (concurrentie) en die van monopolie. Een toestand van volledige concurrentie veronderstelt zowel aan de zijde van de vraag als aan de zijde van het aanbod een zodanig groot aantal marktpartijen, dat ieders individuele invloed te verwaarlozen is. Bovendien houdt volledige concurrentie in: uniformiteit van de waar, opdat de individuele verkoper op geen enkele wijze zijn positie kan beschermen. Onder deze omstandigheden zal de prijs onder de volledige vrije werking van de krachten van vraag en aanbod tot stand komen. Beeldt men de vraag- en aanbodschalen grafisch uit, dan wijst het snijpunt der beide curves de evenwichtsprijs aan.

Deze prijs is op zijn beurt dan weer voor de ondernemer een richtingaanwijzer, in hoeverre de productie van het goed, gezien de kosten der productiemiddelen, al dan niet lonend is. Aangezien de productie van een goed steeds zal worden uitgebreid zolang de productiekosten nog beneden de prijs liggen (en er dus nog een winstmarge overblijft), zal de prijs bij een toestand van volledige vrije mededinging op de lange duur steeds de tendentie hebben om met de productiekosten samen te vallen. Indien men hierbij voor ogen houdt, dat de ondernemer de productiemiddelen steeds in de voor hem meest rendabele richting zal aanwenden, komt dit er op neer, dat de productiemiddelen bij een toestand van volledige concurrentie en vrije p. steeds in die richting zullen worden aangewend, die de uiteindelijke afnemers van de goederen op grond van hun prijswaardering het meest op prijs stellen. Indien de evenwichtstoestand bij volledige mededinging wordt bereikt, ontvangen de productiemiddelen juist de beloning, die hun in ccon. zin toekornt; er is geen overschot boven de kosten z. Kostprijsberekening.

Bij monopolie (1 aanbieder) beheerst de ondernemer de markt. de prijs komt ook hier door de krachten van vraag en aanbod tot stand, maar omdat de monopolist het aanbod kan variëren, heeft hij invloed op de p. In een toestand van zuivere monopolie heeft cle ondernemer de p. volledig in de hand. Hij zal de productie dan uitbreiden tot het punt, waarop de netto-winst (gezien de productiekosten: voor hem maximaal is. In tegenstelling tot de toestand onder volledige vrije mededinging ligt de prijs bij monopolie dus boven de productiekosten. Nadere analyse leert bovendien, dat de aangeboden hoeveelheid geringer is dan bij volledige concurrentie.

Monopolie-vorming komt in de landb. bijkans nimmer voor, daar het aantal producenten van ieder artikel steeds groot is. Wel kan een regering zich een monopolie-positie verschaffen t.a.v. uit het buitenland in te voeren producten. Bepaald kan b.v. worden, dat alleen een regeringsinstantie gerechtigd is tot de invoer van bepaalde artikelen. Dit is in Ned. in 1933 geschied in het kader van de Landbouwcrisiswet. De bedoelde overheidsinstantie droeg echter haar rechten tot invoer over aan bepaalde importeurs, z.g. monopolie-houders, onder voorwaarde, dat deze zekere hellingen, z.g. monopolie-heffingen, bij de invoer zouden betalen. De opbrengst van deze monopolie-heffingen werd aanvankelijk gestort in het Landbouwcrisisfonds, later in het Landbouw Egalisatiefonds.

De strijd over de vraag of monopolie-heffingen een hoeksteen voor de steun aan de landb. moeten vormen is nog steeds gaande. Aangezien in Ned. de monopolie-heffingen voorn. invoerrechten op granen en ander veevoeder zijn, worden door de prijsverhogende werking van deze monopolie-heffingen de akkerbouwers gebaat, de kopers van veevoeder, dus de veehouders in de weidestreken, de kleine varkens- en kippenhouders daarentegen geschaad. Tussen concurrentie en monopolie bestaan er verschillende tussenvormen. De belangrijkste daarvan zijn: duopolie (2 aanbieders), oligopolie (enkele aanbieders) en monopolistische concurrentie (groot aantal aanbieders, doch geen homogeniteit van de waar). Vooral monopolistische concurrentie komt tegenwoordig zeer veel voor; men denke aan het grote aantal merkartikelen van eenzelfde product.

G.GREIDANUS.

< >