is een hoop hooi in het veld, die nog niet voldoende droog is om binnengehaald te worden. De grootte van een o. varieert naar de mate, waarin het hooi droog is.
Kleine o. zet men bij minder gunstig hooiweer om natregenen te beperken en de aanraking met de stoppel te verkleinen. Bij gunstig weer spreidt men deze o. weer uit, bij ongunstig weer worden ze omgezet om de voet niet te laten schimmelen. Grotere o. worden geplaatst als het hooi droger is en deze door zon en wind zonder verdere bewerking houdbaar hooi leveren. Zeer grote o. (tot meer dan 1000 kg hooi) heten roken.