Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Moeheid

betekenis & definitie

Wanneer een gewas niet meer goed wil groeien, klein en gedrongen blijft of zelfs voortijdig afsterft zonder dat men bovengronds een bepaalde ziekteverwekker als oorzaak kan vaststellen, spreekt men wel van m. en moeheidsverschijnselen. Deze kunnen teweeggebracht worden (1) door chem. en psychische afwijkingen van de grond (b.v. uitputting van een of meer voedingselementen, structuurverval enz.) of (2) door parasitaire bodemorganismen (vgl.

Bodemmoeheid).Vooral nematoden (aaltjes) spelen bij (2) een rol. Naast de cystenaaltjes, die o.a. aardappel-moeheid en bietenmoeheid veroorzaken, zijn in onze streken vooral de vrijlevende wortelaaltjes van belang, zoals Pralylenchus-soorten, Paratyleiichussoorten, Hoplolaimus uniformu en mogelijk ook Tylenchorhynchus-soorten. Zij tasten de wortels van planten aan en kunnen wortelrot en slechte groei, moeheidsverschijnselen, veroorzaken, o.a. bij peen, groenten, erwten, vaste planten, granen, aardappelen en boomkwekerijgewassen. Ook het van-de-wortel-gaan van narcissen, slechte aanslag van jonge vruchtbomen en het moeilijk op gang komen van ingezaaid grasland blijken met deze aaltjes verband te kunnen houden. Er zijn aanwijzingen, dat het gunstig effect van vruchtwisseling in veel gevallen vooral neerkomt op het in toom houden van deze aaltjes.

< >