zijn bij verschillende houtsoorten, zoals berk, els, wilg, hazelaar en vele trop. soorten voorkomende nauwe gangen, die in de lengterichting van de boom verlopen. Men treft ze voorn. aan in het benedengedeelte der stammen en zelfs in de wortels.
Zij worden veroorzaakt door in het cambium minerende larven, o.a. van Agromyza carbonaria. de gangen worden later opgewild met thyllen. Op dwarse doorsneden doen deze gangen zich aan het blote oog voor als kleine bruine of gele, tangentiaal gestrekte vlekjes, op de lengtedoorsneden als streepjes. Het aanwezig zijn van m. kan een aanwijzing zijn bij de determinatie van hout.