Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Mechanisatie in land- en tuinbouw

betekenis & definitie

(N.B. Zoek voor de machines en werktuigen onder hun eigen naam en bij overzichtsartikelen, zoals hooibouwwerktuigen, spuitwerktuigen, enz.)

l. (algemeen) Onder m. verstaat men het inschakelen van technische hulpmiddelen bij de uitvoering van een arbeid. Onder motorisatie verstaat men het vervangen van menselijke en dierlijke kracht door een motor. Bij automatisering wordt de uitvoering van het werk geheel aan machines overgclatcn cn behoeft de mens alleen het goed functionneren van de machines te controleren. Meestal is een automatisering echter niet volledig en moeten b.v. de machines in- en uitgeschakeld worden.

De voordelen van m. bestaan vooral in besparing van werkkracht en in tijdwinst (grotere prestatie in minder tijd). Om deze voordelen ten volle te benutten blijkt het nodig het gehele bedrijf op de m. in te richten. De toepassing van m. is in hoge mate afhankelijk van bedrijfstype en -grootte. Onder m. in de landb. rekent men niet de industriële verwerking van de producten.

Vooral in en na de tweede wereldoorlog is de m. door verschillende factoren sterk in de hand gewerkt. Voor Ned. en België zijn dit:

(1) tekort aan arbeidskrachten;

(2) stijging van lonen en sociale lasten;

(3) verkorting van de arbeidstijd;

(4) de verhoging van de productie per ha.

(1) De sterke industrialisatie van Ned. en België oefent een grote aantrekkingskracht uit op de landarbeiders, omdat i.h.a. de arbeidsvoorwaarden en de lonen in de industrie aantrekkelijker zijn dan in de land- en tuinb. Grote cultuurtechnische werken, zoals dijkherstel, ruilverkaveling en, in de toekomst, het Deltaplan, hebben dezelfde invloed.

(2) Stijging der arbeiderslonen was noodzakelijk om het loonpeil in de land- en tuinb. enigermate evenredig te maken aan dat in de industrie. Voor boer en tuinder betekent dit een sterk verhoogde uitgavenpost bij de bedrijfsexploitatie, die, waar mogelijk, o.m. door m. moet worden opgevangen.

(3) Door verschillende cultuurmaatregelen, zoals betere rassen, doelmatige bemesting, goede verzorging der gewassen, enz. zijn de massa-opbrengsten de laatste tientallen jaren sterk gestegen. Deze grotere hoeveelheden moeten met een geringer aantal werkkrachten worden verwerkt.

(4) De sociale maatregelingen leidden tot een werkweek van 5 ½ dag, terwijl het aantal werkuren per dag ook geringer is geworden dan voorheen. Deze kortere werktijd dwingt eveneens tot meer m. Het doel hiervan is, te komen tot een grotere arbeidsproductiviteit, d.w.z. het verhogen van de prestatie per man-uur. Dit is mogelijk door toepassing van de juiste arbeidsmethoden en door gebruik van goede gereedschappen en machines. Naast voordelen zijn er uiteraard ook bezwaren aan de m. verbonden. Deze zijn o.m.:

a. de grote investering van kapitaal die nodig is; hoe kleiner het bedrijf hoe zwaarder deze last wordt;
b. de grotere vakbekwaamheid die nodig is om met ingewikkelde machines te werken;
c. de vergroting van de gevarenfactor, vooral bij motorisatie.
a. Landbouwmachines worden vaak slechts gedurende een korte tijd per jaar gebruikt, sommige zelfs zeer kort, b.v. schoventransporteurs en andere oogstwerktuigen. De rentabiliteit wordt hierdoor ongunstig beïnvloed. Grote, dure machines kunnen op een klein bedrijf niet rendabel worden gemaakt en daarom is gezamenlijk gebruik van bepaalde machines de enige oplossing. Dit is mogelijk, door gebruik te maken van de diensten van een loonwerker, van een werktuigencoöp. of door combinatie van enige bedrijven. Deze 3 vormen van gezamenlijk gebruik van werktuigen komen alle in Ned. voor.
b. De vakbekwaamheid is van groot belang voor een juist gebruik en onderhoud van de werktuigen, vooral bij de motorisatie. Gelegenheid tot opleiding is er o.a. op de Praktijkschool voor Landbouwmechanisatie De Oostwaardhoeve te Slootdorp in de Wieringermeer.
c. Sinds 1953 is het Landbouwveiligheidsbesluit van kracht, dat voorschriften geeft voor het gebruik en de beveiliging van landbouwgereedschappen en -werktuigen.

Een belangrijk onderdeel van de m. in land- en tuinb. is de trekker. Aan het einde van de tweede wereldoorlog waren er ca 2000 landbouwtrekkers en 200 tuinbouwtrekkers in Ned. overgebleven. Aankoop van nieuwe trekkers was in de eerstvolgende jaren slechts in beperkte mate mogelijk, omdat er een te kleine productie was voor de, vrijwel over de gehele wereld opkomende, grote vraag.

MECHANISATIE

Landbouwmachines in Nederland

Totaal

Verkort overzicht Invoer Landbouwwerktuigen 1946 1947 1948 1949 1950 Inventarisatie (I.B.S. dec. 1950 1951 1952 1953 1954 Totaal

Invoer

1946/1954 C.B.S. Dec. 1950 | Invoer 51 ƒ54

Mestspreiders l) 3248 3558 8091 21.357 1364 619 1049 1200 19.129 25.589

Zaaimachines 1121 1444 2917 1751 2151 24.680 2131 1413 1596 2387 16.911 32.207

Trekkerploegen 2531 3571 3904 2906 2535 17.060 1729 1059 1038 1373 20.646 22.259

Cultivators2) 3746 2740 2713 82.600 4317 3218 2003 3792 22.529 95.930

Maaimachincs 6068 7776 7856 5289 8354 91.573 6210 4392 3143 2664 10.109 107.982

Maaidorsers 298 137 430 1.204 194 50 138 198 1.445 1.784

Graanmaaier-zelf binders 1221 2506 1752 1252 1611 18.149 1473 469 430 565 11.279 21.086

Hooischudders-hooiharken 2548 3375 3822 5638 7758 80.139 4286 2990 1931 1903 34.251 91.249

Rooimachines voor aardap-

pelen, bieten, vlas . . . 1094 906 1147 8.767 723 794 339 793 5.796 11.416

Dorsmachines 52 61 20 44 579 27.554 393 256 158 127 1.690 28.488

Melkmachines 3) 3.835 609 250 649 1466 6.809

Tweewielige trekkers4) . . 273 73 258 198 260 4.689 928 754 1067 1512 5.323 8.950

t) Incl. Kunstmesstrooiers.
2) Incl. wied- en schoffelmachines.
3) Voor 1951 onder de rubriek Diverse zuivelmachines.
4) Telling 1950 incl. grondfreesmachines.

De trekkers die toen beschikbaar waren, kwamen voor het grootste deel uit de Ver. St. Na de devaluatie van de gulden t.o.v. de dollar in 1948 stegen de prijzen van Am. goederen zeer sterk, terwijl de productie van trekkers in F,ur. zich sterk uitbreidde. Enige Am. concerns hebben trekkerfabrieken in Eur., zodat men nu een trekker van een Am. merk kan kopen die in een W. Eur. land is gemaakt. De voornaamste leveranciers van trekkers aan Ned. zijn thans (1955) Duitsl., Eng., Erankr., Zweden, Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk.

Het totale aantal in gebruik zijnde landbouwtrekkers is in 10 jaar gestegen tot ca 35.000, in de tuinb. tot ca 10.000. Het aantal daaronder begrepen rupstrekkers is gering, want de prijs zowel als de onderhoudskosten van rupstrekkers zijn hoog, terwijl de maximum-snelheid laag is, waardoor zij niet bruikbaar zijn voor transport over de weg. Er is de laatste jaren een sterke voorkeur voor trekkers met dieselmotor. In 1954 waren 75-80% van alle geïmporteerde trekkers uitgerust met dieselmotor.

2. (akker- en weidebouw) Bij de verzorging van de gewassen neemt naast de gewone onkruidbestrijding de toepassing van chem. middelen een steeds grotere plaats in, niet alleen bij de bestrijding van het onkruid, maar ook voor het verdelgen van parasieten en schimmelt. Bij het behandelen van grote oppervlakten wordt thans gebruik gemaakt van hefschroef- en sportvliegtuigen.
O.a. op grasland past men tegenwoordig ook kunstmatige beregening toe (z. Sproei-installatie en Besproeien).

Het machinaal oogsten van de verschillende gewassen geschiedt als volgt: Vlas wordt vrijwel uitsluitend machinaal getrokken. Hiervoor worden brede machines gebruikt, die 3 of 4 trekelementen hebben en een werkbreedte van 1-1,40 m. De meeste zijn voorzien van een bindapparaat, zodat er gebonden schoven mee worden gemaakt.

Erwten. De onrijpe erwten voor de conservenfabrieken, in dit geval de doperwten, worden machinaal gemaaid met een erwtenmaaier, die óf voor óf achter op de trekker is gemonteerd. Hiermee kan onder alle omstandigheden worden gemaaid, wat noodzakelijk is, daar de conservenfabrieken moeten kunnen blijven doorwerken in het oogstseizoen. Voor het maaien van rijpe erwten en van kleine oppervlakten zijn er doeltreffende erwtenlichters, die aan de vingerbalk van een maaimachine kunnen worden gemonteerd.

Granen, koolzaad, graszaad, e.d. Na 1945 zijn hiervoor de maaidorsers in gebruik gekomen. Deze werden het eerst voorn, door de Directie van de Noordoostpolder in gebruik genomen, later echter ook door landbouwers. Hun aantal bedraagt thans ca 2100. Men treft ze voorn. aan in het Z.W. kleigebied, in de akkerbouwstreken van N. en Z.Holl. cn in de Zuiderzeepolders. In het N. zijn ze tot heden weinig in gebruik, omdat de strocartonfabrieken bezwaren maken tegen het formaat van de na het maaidorsen gemaakte stropakken en soms ook tegen de kwaliteit van het stro.

Het oogsten van het gemaaidorste stro is nl. nog een moeilijkheid. Dit geschiedt óf onmiddellijk en dan door een aangebouwde touwpers, óf later en dan door een opraappers die met touw of draad bindt. De arbeidsbesparing is bij gebruik van een maaidorser groot; wel is het in een nat oogstseizoen nodig, dat er voldoende droogcapaciteit is. Graan met een vochtgehalte van meer dan 17 % kan nl. vrijwel niet worden bewaard zonder dat schimmel of broei optreedt.

Sommige gewassen, zoals koolzaad, graszaad, e.d. worden eerst gemaaid en op zwaden gebracht, waarin ze kunnen nadrogen. Daarna komt de maaidorser met een opneem-inrichting en dorst

Landbouwmachines in Belgie

| 1929 1947 1950 1955

Dorstractoren .... 1635 1570

Landbouwtractoren . . 1373 1873 9250 24500

Jeeps voor landb. gebruik - - 4081 4935

Pikbinders 22098 - 38776 31739

Pikdorsers - _ 614 1015

Bietenkopsnijders . . . - - 2159 1061

Bietenrooiers 4185 — 3353 1267

Bietenoogstmachines . . - — 113 199

Sproei toestellenl) . . . — — 1415 4260

Melkmachines .... 418 - 10571 19380

l) Voortbewogen door paard of trekker.

GRAANBOUW. De trekker met de aangebouwde ploeg heeft de grondbewerking aanzienlijk versneld. Ook de eggen worden veel met trekkers voortbewogen, al is dit op vele bedrijven nog steeds het werk van paarden. Kunstmeststrooiers versnellen het werk en maken het efficiënter. De zaaimachines zaaien op rijen, hetgeen mechanisatie van de daaropvolgende verpleging mogelijk maakt. Rollen wordt toegepast ter bevordering van de kiemomstandigheden.

De opkomende rijen kunnen dan ook gemakkelijker worden geschoffeld. Het graan wordt met graanmaaiers gemaaid. De uitgeworpen schoven worden op hokken gezet om na te drogen: na ca 10 dagen kan dorsen met de dorsmachine volgen. De maaidorser heeft een groot gedeelte van de oogslwerkzaamheden overgenomen.

AARDAPPELTEELT. Op bedrijven van enige omvang worden aardappelen machinaal gepoot, daarna geëgd (z. Eggen) en aangeaard (z. Aanaarder). Voor ziektebestrijding wordt een sproeimachine gebruikt. De loofklapper vergemakkelijkt het rooien met de machine. Voor het sorteren wordt van moderne machines gebruik gemaakt.

het opgeraapte gewas. Deze werkwijze wordt toegepast, omdat het gewas daarbij sneller droogt en de kans op zaadverlies geringer is. Voor het in het zwad maaien van grote oppervlakten wordt gebruik gemaakt van speciale zwadmaaiers.

Hakvruchten: Aardappelen worden op zeer uiteenlopende wijze geoogst. Meer en meer komen de voorradrooiers in gebruik, waarvan 2 typen het meest worden toegepast, nl. de dubbele-zeefradrooiers en de kettingrooiers. Bij het laatste type kunnen de gerooide knollen via een transportinrichting op de wagen worden gestort of meteen worden opgezakt.

Suikerbieten. Er zijn voor suikerbieten verschillende gemechaniseerde oogstmethoden naast het rooien met de hand. Aparte bietenkoppers en -lichters en volledige bietenrooimachines worden gebruikt, afhankelijk van de streek. Waar bietenkoppen en -loof als veevoer tot waarde kunnen worden gebracht, dient bij de keuze van de oogstmachines hiermee rekening te worden gehouden.

Op een weidebedrijf vindt men mechanisatie bij de grasoogst, o.a. in de vorm van ensilage en het drogen van gras of hooi, bij de stalmestverwerking, in de toepassing van de melkmachine, in de toepassing van de electrische afrastering.

Voor het ensileren van gras wordt de z.g. HARDE-land-methode toegepast z. Hardeland-machine en Inkuilen). Hiervoor worden machines gebruikt, die het gras hakselen of kneuzen en tevens intensief mengen met de toegevoegde conserveringsmiddelen. Het grasdrogen geschiedt kunstmatig in drogerijen en daarmee wordt een voer van uitstekende kwaliteit gewonnen. De kosten zijn evenwel hoog.

Voor het winnen van hooi (z. Hooibouwwerktuigen) wordt het gras gemaaid, waarna het enige tijd in het zwad blijft liggen om te drogen. Vervolgens wordt het gekeerd of geschud met speciale machines, waarvan sommige meer dan één bewerking kunnen uitvoeren. Als het product droog genoeg is, wordt het door harken bijeengebracht en op hopen gezet, de z.g. hooi-oppers.

Thans wordt echter meer en meer gebruik gemaakt van ruiters, zowel driepoot- als dakruiters. Ook komt de opraappers in gebruik, die volautomatisch werkt en de pakken met touw bindt. Deze methode heeft voordelen: arbeidsbesparing, minder bergruimte, minder verlies door broei, maar heeft daarnaast meer risico, omdat het gras in het zwad moet blijven liggen om te drogen. Op enkele bedrijven wordt het schuur- of tasdrogen toegepast. Hierbij komt het hooi in halfdroge toestand op een soort lattenbodem in de schuur te liggen; het wordt m.b.v. warme lucht verder gedroogd. De kwaliteit van het product is uitstekend, maar de kosten zijn nogal hoog.

Stalmest wordt meestal nog d.m.v. handenarbeid op de mesthoop gebracht. In enkele stallen Is een mechanische afvoer gemaakt. Daarbij wordt een bak gebruikt die in de grup past; er is een lange kabel aan bevestigd, die door een lier, opgesteld achter de mestvaalt, wordt opgewonden.

Het verspreiden van de mest over het land is reeds op vele bedrijven gemechaniseerd. Daarvoor worden stalmestverspreiders gebruikt.

De electrische weide-afrastering of schrikdraadinstallatie is een belangrijke verbetering t.a.v. de gewone wijze van afrasteren. Bij toepassing van het omweidingssysteem en bij rantsoenbeweiding is electrische afrastering zelfs onmisbaar.

Het aantal melkmachines breidt zich geleidelijk uit en bedroeg in 1955 in Ned. ca 10.000, in België ca 20.000. Gezien de ervaringen in andere landen zal dit aantal echter nog belangrijk stijgen. Transport. Het vervoer op het veld is door gebruik van de luchtband aanzienlijk verbeterd. Vrijwel alle bedrijven hebben hun wagens hiermede uitgerust. Er worden verschillende typen banden toegepast, zowel met hoge als met lage druk. De lagc-drukband kan bij nat weer op de akker een vrij grote trekkrachtbesparing geven, omdat hij minder diep inspoort.

Het interne transport op de boerderij kan o.m. worden gemechaniseerd door gebruik te maken van transporteurs en blazers. Voor het bergen van aardappelen in bewaarcellen heeft men transporteurs met een grote oversteek of met een aparte dwarstransportour. Daarmee kan ook het achterste deel van de cel worden gevuld.

De mechanisatie van de landb. is nog in volle gang en zal. m.o.m. noodgedwongen, voortgaan. Vooral voor de kleine bedrijven zijn er nog mogelijkheden, hoewel daar ook de moeilijkheden het grootst zijn. Het vinden van de juiste oplossing wordt moeilijker naarmate de bedrijven kleiner zijn.

Het zijn vooral de landen met veel kleine bedrijven, die werktuigen en werkmethoden moeten ontwikkelen om deze problemen op te lossen en in feite is dit dus in geheel W. Eur. hel geval, uitgezonderd in Eng., waar het grote bedrijf sterk overheerst. P. W. BAKKER ARKEMA

3. (tuinb.) In de bloembollenteelt vindt de mechanisatie voorn, plaats op grote bedrijven in de kop van N.Holl. Ook in de eigenlijke bollenstreek {de Zuid) neemt de mechanisatie toe. In de duinstreek geschiedt het diepploegen met een kabelploeg, zodat er geen trekker op het land behoeft te komen. Het diepdelven geschiedt meer en meer met een sleepgraver (dragline), terwijl ook het omspuiten tot 8 m diep toe met een varende, grote vuilwaterpomp geschiedt.

Gepoot wordt met een speciaal gebouwde ploeg of met een bollenpootmachine (1—5-rijig).

Het spuiten geschiedt hetzij met rugspuiten, al of niet met neveldoppen, met een spuitboom, motorspuiten of met rugnevelspuiten, die de laatste tijd steeds meer gebruikt worden.

Zowel voor het schoonmaken als sorteren en tellen worden machines gebruikt (wanmolens, leesbanden, poetsmachines); sorteermachines ziet men in velerlei grootten en typen, met speciale platen voor de verschillende soorten bollen.

Voor het transport worden naast de vele liften en andere hefinrichtingen, veel steekwagens, hefwagens en ook heftrucks gebruikt.

In de bloementeelt wordt weinig gemechaniseerd, wel vindt men er algemeen verschillende typen spuiten en sproei-installaties en ook wel grondmolens en freesmachines om de grond te verkruimelen.

In de boomkwekerij is de mechanisatie bij de z.g. Boskoopse teelten zeer weinig ingevoerd, wat zowel samenhangt met het grote sortiment, als met de vorm van de percelen (smalle lange akkers), de grondsoort (zeer natte veengrond) en de grootte van de bedrijven.

Bij de teelt van laanbomen e.d. geschiedt de grondbewerking veelal door ploegen of voor zaaibedden wel door frezen. Voor het schoonhouden wordt vaak met een cultivator (woeleg) achter of voor een tweewielige trekker gewerkt, ook is hiertoe het gebruik van de hakfrees zeer toegenomen en begint men thans met de schoffelfrees.

Voor de ziektenbestrijding met spuiten worden rugspuiten, motorspuiten en de laatste tijd rugnevelspuiten gebruikt. Het rooien geschiedt meer en meer met een lichter, hetzij direct getrokken door een trekker, hetzij door een kabel.

Het gebruik van opbosmachines neemt naast de vroegere opbosbeugels toe.

Van de tuinbouwbedrijven is in de fruitteelt de m. wel het verst doorgedrongen, omdat men op de moderne bedrijven te maken heeft met lange rijen en voldoende afstand tussen de rijen om er met machines en werktuigen doorheen te gaan. De grondverzorging geschiedt door het gras in de boomgaard te maaien met maaimachines met messenbalk, doch ook met cirkelmaaiers en soms met messenkooien, of door de grond in de boomgaard z.g. zwart te houden met de cultivator of met de schijvenegge. Hierbij worden als trekkracht 4-wielige trekkers en vooral op kleinere bedrijven 2-wielige trekkers of paarden gebruikt.

Het bespuiten geschiedt met motorspuiten, soms met luchtschroef cn meer en meer met al of niet automatische nevelspuiten. Daarnaast komen de laatste jaren vooral op kleinere bedrijven de rugnevelspuiten naar voren. Bij de automatische nevelspuiten is er slechts één man op de trekker nodig, bovendien wordt door het gebruik van een 10-voudige concentratie 50 % van de spuitmiddelen bespaard t.o.v. spuiten met motorspuiten.

Het besproeien of beregenen komt nog maar sporadisch voor in de fruitteelt. Wel wordt er gedurende droge zomers bevloeid en dan meestal volgens het greppelsysteem.

Het oogsten is nog zeer weinig gemechaniseerd. In Am. gebruikt men hiervoor rijdbare werkstellingen, die tevens bij het dunnen en snoeien dienst doen. Het vervoer op het bedrijf vindt voorn. plaats met laaggebouwde fruitwagens en naar de veilingen steeds meer met vrachtautos.

In de groenteteelt worden voorn. 2-wielige trekkers gebruikt, die vóór de oorlog vrijwel alleen als freesmachines werden gebouwd. Thans is naast de hakenfrees ook de messen- en vooral de bladenfrees in gebruik gekomen voorn, op lichte gronden. Voor de lichte grondbewerking is de hakfrees algemeen geworden en het is te verwachten dat de schoffelfrees ook snel ingang gaat vinden. Het zaaien geschiedt vrij algemeen met de handzaaimachine. Het ploegen achter de trekker geschiedt meestal met een keer- of wentelploeg, zodat er maar één voor is. Voor de onkruidbestrijding worden behalve handschoffelmachines en rolschoffels, één- en tweewielige trekkers (en ook wel kleine rupstrekkers) met een werkraam met schoffelmessen, ganzevoeten, e.d. gebezigd. Daarnaast begint men hier en daar met onkruidbestrijding door bespuiting.

Bij het rooien van vroege aardappels wordt vrijwel steeds een lichter gebruikt, daar met een aardappelrooier de schil te veel beschadigd wordt.

Het spuiten geschiedt nog veel met rugspuiten en dan vooral met neveidoppen bij de bonen- en tomatenteelt in kassen. Sproeien wordt in de groenteteelt zeer veel toegepast. Niet alleen met slangen en een spreiblad op de mond zoals in bakken gebeurt, maar ook met allerlei typen ronddraaiende sproeiers, die meestal geen grotere reikwijdte hebben dan 20 m.

Bij de champignonteelt worden mengmachines (veelal oude hekeldorsmachines) en keermachines gebruikt voor het bereiden van de compost.

Bij de kruidenteelt is nog weinig gemechaniseerd, al geschiedt het schoonhouden algemeen met werktuigen. Er wordt ook begonnen met lichten, uitploegen en machinaal rooien.

Bij de zaadteelt geschiedt het dorsen vaak nog met een kleine hekeldorsmachine op het veld. Ook kaf- en wanmolens worden daarbij gebruikt; op de grote zaadkwekerijen nog allerlei andere machines als trieurs, doekenmachines, zaaddippers, enz.

Lit.: Mededelingen en Verslagen van het lnst. voor Tuinbouwtechniek.

E. W. B. VAN DEN MUYZENBERG
4. (bosb.) Onder m. van de bosb. verstaat men het gebruik van technische hulpmiddelen bij de bosarbeid. Indien er motorkracht bij te pas komt spreekt men van motorisatie.

De mechanisatie en motorisatie is vooral na de 2e wereldoorlog sterk op de voorgrond gekomen. Het is in feite een onderdeel van de bosarbeidsrationalisatie. Deze is gericht op verhoging van de arbeidsproductiviteit en op vergemakkelijking van de menselijke arbeid.

De m. van de bosb. is in verhouding tot die van de landb. in de laatste 10 jaar veel minder snel tot ontwikkeling gekomen. Als oorzaken kunnen worden genoemd de minder gemakkelijk mechanisch te verrichten bosarbeid (bosaanleg en oogst van het product hout) en de veelal kleine bezitsvorm van de bosb. Voor het laatste zou een gecombineerde bedrijfsvoering voor de kleine bosbezittingen een oplossing kunnen geven. M. van de bosb. vraagt een op hoger peil staande bedrijfsvoering en daarvoor is vaak nodig een herscholing van de bedrijfsleiding. Een scholingsinstituut hiervoor is de cursus in Rationalisatie van de arbeid van de bosbouw georganiseerd door de Nederl. Heide Mij te Arnhem. De Overheid verleent hieraan haar medewerking door subsidie en het beschikbaar stellen van leerkrachten afkomstig uit het personeel van Staatsbosbeheer.

Mechanisatie bij de verschillende werkzaamheden.

Grondbewerking. Gronden met stijve of harde lagen op een diepte van minder dan 50 cm worden met grote risterploegen of schijvenploegen geheel losgemaakt. De nabewerking geschiedt met een zware schijveneg. Een andere methode van diepe grondbewerking is met de ondergrondswoeler, waarbij strooksgewijs de grond wel wordt losgemaakt maar niet gekeerd. Voor de bosb. gebruikt men hiervoor het woelkruis. De derde methode is het gebruik van de plantgatenboor die tot 50 cm de grond pleksgewijs loswoelt; de diameter van het plantgat varieert van 25 50 cm.

Een oppervlakkige grondbewerking tot ca 15 cm kan geschieden met schijveneggen en schijvenstoppelploegen indien er geen stobben voorkomen. Bij kaalkappercelen wordt de Hessische boscultivator gebruikt, waarvan de tanden kunnen uitwijken. Strooksgewijs kan de grond oppervlakkig worden bewerkt met de bosploeg, die dus uitsluitend de vegetatie of strooisellaag opzij ploegt. In deze open voor wordt dan geplant eventueel na bewerking met de boscultivator of bosegel.

Chemische onkruidbestrijding, hetgeen meestal het voor de jonge aanplant hinderlijke buntgras (Molinea coerulea) en stronkopslag van eik, vogelkers

e.d. betreft, geschiedt met rug- en motorspuiten. Planten geschiedt bij bosaanleg in Ned. nog uitsluitend met handkracht.

Bemesting in jonge beplantingen en in oudere opstanden wordt vaak in handkracht verricht. In sommige gevallen wordt een zandstrooier gebruikt om de meststoffen te verspreiden.

Voor de opstandverzorging wordt als onkruidbestrijding in de jonge aanplant gebruik gemaakt van een 1-assige wieltrekker met frees. Het vrijstellen van de hoofdhoutsoorten geschiedt door motormaaimachincs, die in zware uitvoering een cirkelzaagblad hebben waarmee de snelgroeiende en overwoekerende vulhout-soorten worden opgeruimd. Het vellen geschiedt zeer veel met de eenmansmotorkettingzaag (z. Zagen).

Voor het snoeien met de bijl is nog geen bevredigende mechanische oplossing gevonden.

Het schillen vergt veel arbeid en is speciaal voor naaldhout noodzakelijk. De thans in gebruik zijnde kleine schilmachines geven nog te weinig arbeidsbesparing.

Uitslepen van het lichte hout bij het uitdunnen vindt nog met de hand plaats; voor zwaarder stamhout worden uitsleepwagcns gebruikt, hetzij getrokken door een paard of m.b.v. een lier.

De m. van het transport is in te delen in: Laden. Dit geschiedt met de hand of met laadkranen. gemonteerd op transportautos. Door het hout te bundelen kan het laden met kranen veel effectiever worden gemaakt. In het buitenland worden wel transportkettingen of banden gebruikt.

Transport. Vervoer over verharde weg over korte afstand vindt plaats met speciale houtwagens door paarden getrokken. Voor grotere afstanden geschiedt het vervoer per trailer of per spoor (z. Houttransport).

Lossen. Dit geschiedt nog veelal in handkracht. Voor de mechanische verwerking van het gevelde stamhout zal in de toekomst meer en meer gebruik worden gemaakt van cirkelzagen en motorkettingzaag. Van deze laatste is de uitvoering met zaagbeugel de meest aangewezen, daar de ketting hierbij praktisch niet kan klemmen (z. Zagen).

Bij het intern transport op stapelplaatsen zal mechanisering kunnen plaatsvinden door motorisch aangedreven 4-wielige houttransport-wagentjes en eventueel transportbanden.

Voor het onderhoud van de zandwegen in de bossen is de wegschaaf een geschikte machine.

P. H. M. TROMP.

< >