Wanneer een gebied van hoge druk lange tijd boven een deel van de aarde is gelegen, waar zich uitsluitend land of uitsluitend zee bevindt, dan zal de lucht daar in ieder horizontaal vlak dezelfde eigenschappen krijgen. De luchtbeweging is in zo'n gebied van hoge druk gering en het aardoppervlak heeft dan alle gelegenheid aan de lucht bepaalde eigenschappen op te dringen, zoals een lage temp., wanneer de aarde met sneeuw is bedekt en de nachten lang zijn (N.
Rusland en Siberië in de winter) of een hoge temp., wanneer het aardoppervlak uit woestijngrond bestaat, die lange tijd achtereen door de zon kan worden verwarmd (Sahara). Zulke streken noemt men brongebieden, waar zich bepaalde soorten lucht vormen. De eigenschappen van verschillende soorten lucht kunnen zeer uiteenlopen, al naargelang de ligging van het brongebied. Men onderscheidt:1. Equatoriale lucht, waarvan het brongebied in de buurt van de equator is gelegen. Deze soort lucht dringt niet vaak tot Ned. door.
2. Trop. lucht, die zich in de subtrop. gebieden van hoge luchtdruk vormt (b.v. in het gebied van hoge druk bij de Azoren).
3. Polaire lucht, die in de gebieden van hoge druk boven Canada of boven Rusland ontstaat of ook wel boven het Noordelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan.
4. Arctische lucht, die boven de met sneeuw en ijs bedekte gebieden van het Poolbekken ontstaat. Arctische lucht is de koudste soort, equatoriale lucht de warmste. Trop. lucht is in de regel warmer dan polaire lucht.
Verder maakt men onderscheid tussen maritieme en continentale lucht; maritieme lucht ontstaat in een brongebied, dat boven zee is gelegen, en is dus altijd vochtig; continentale lucht ontstaat daarentegen in een gebied, dat zich boven land bevindt, en is derhalve zeer droog. Men spreekt dus b.v. van continentaal-trop. en van maritiem-trop. lucht.
Verlaat een bepaalde soort lucht haar brongebied. dan zal zij i.h.a. over een aardoppervlak stromen, dat een andere temp. bezit dan die van het aardoppervlak in het brongebied. Het gevolg is dat deze lucht van onderen wordt verwarmd of afgekoeld al naargelang zij in warmere of koudere gebieden terechtkomt, hetgeen een geleidelijke transformatie van de l. tot gevolg heeft.