De k., Ribes grossularia L., komt wild voor in N.Az. en in Eur. In Ned. en België wordt de cultuur op de lichte gronden gedreven, daar de k. minder goed groeit op zeer zware gronden.
In totaal beteelt men in Ned. ca 638 ha. Hiervan komt 47% voor in Zeel., 19% in Geld. en 12 ½ % in N.Brab. In België wordt ca 90 ha beteeld. De teelt wordt voorn. als ondercultuur in boomgaarden bedreven, voorn. voor fabrieksdoeleinden.De vermenigvuldiging heeft plaats door hout- en door scheutstek, terwijl de plant ook kan worden afgelegd (z. Afleggen). Voor particuliere tuinen ent men haar wel op R.aureum of R.grossularia var. uwa-crispa, waardoor ze onvatbaar is voor Am. meeldauw. De plantafstand bedraagt 1 ½ -2 m. De meest geteelde var. zijn Eng. Witte, Whinhams Industry en Crown Bob (= Lentse Blonde; kleur donkerpurperrood).
Deze 3 var. zijn zowel geschikt voor directe consumptie als voor verwerking. Van de dierlijke parasieten die de k. belagen, is de bessenbladwesp één der ergste; deze kan bestreden worden met 0,3 % loodarsenaat of met een Derrispraeparaat. Men past deze middelen toe als de eitjes zijn gelegd. Laat men dit na en komen de bastaardrupsen te voorschijn, dan kunnen ze in enkele dagen de struiken geheel kaalvreten. Verder moet men letten op het kruisbesspint, dat in de winter met VBC te bestrijden is. Van de plantaardige parasieten geldt de Am. kruisbessen-meeldauw als de ernstigste kwaal. In de tweede week van Mei, als de vruchten zo groot zijn als een erwt, spuit men hiertegen met Bourgondische pap (1 ½ kg kopervitriool + 1 ½ kg sodex op 100 l water).