Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Kopschoof

betekenis & definitie

1. ( akkerb.) Dekschoof of dekgarf. Ten einde bij hokken van een drogend graan het zaad te beschermen tegen doorweken of tegen vogelvraat, wordt soms een garf geknakt en over het hok gestulpt, met de aren naar de regenkant.

Deze garf noemt men k. Soms gebruikt men er meer en plaatst ze dan met het stoppeleinde omhoog. Bij het opzetten van graanschelven of -mijten gebruikt men als k. garven of schoven, welke bovenop gelegd worden om het inregenen te voorkomen; bij spitse mijten worden ze vaak uit afgedorst en uitgekamd stro gemaakt en op een in de top gestoken staak gespietst.2. (bosb.) In de bosb. verstaat men onder k. een boom, die op een bepaalde hoogte is gekopt, voor het telen van rijshout, b.v. bij wilg en populier.

< >