Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Koolhaas

betekenis & definitie

(volksk.) De haas is de vruchtbaarheidsgeest, die verondersteld werd in het groeiende koolzaad te huizen. Toen het koolzaad nog op een groot kleed in het land gedorst werd, maakten de boerin en de meiden van riet, hooi of stro een haas, met linten versierd.

Als men aan de laatste schoof was, werd deze haas naar het dorskleed gedragen en vaak werd de boer zelf mee gedragen. Bij het zien van de haas, zette ieder zijn pet af en de boer moest tracteren. Dan werd de haas met de vlegels stuk gedorst en ieder probeerde, er een stukje van te bemachtigen (HAZELHOFFS Groninger Almanak 1857).De voorstelling is, dat de vruchtbaarheidsgeest, de vegetatie-demon, bij de laatste schoof wordt gevangen en aangeboden aan de boer. In plaats van de vooraf klaargemaakte haas was het ook gewoonte, dat de arenlezer (de stroekenzuiker) tegen de laatste schoof de haas maakte van riet en gras aan de kant van de sloot.

< >