Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Kleinbedrijf

betekenis & definitie

Hiertoe worden i.h.a. gerekend de bedrijven, welke voor de ondernemer een zelfstandig bestaan opleveren, doch niet zó groot zijn, dat hulp van vreemde arbeidskrachten nodig is. De statistiek neemt voor de landb. de grenzen 5-10 ha aan.

Voor de tuinbouw moeten die grenzen lager gesteld worden, zonder dat men nauwkeurig kan aangeven, waar deze getrokken moeten worden. De intensiteit loopt daarvoor in de verschillende vormen, waarin de tuinbouw voorkomt, te sterk uiteen.

K. komt in Ned. zeer veel voor; het meest in de zandstreken en op de rivierkleigronden. Volgens de landbouwstatistiek waren er in Ned. in 1950 van 241.359 landgebruikers met meer dan 1 ha grond 64.275 met 5 10 ha. Tezamen exploiteerden deze 466.338 ha.

Op de 251.945 grondgebruikers met meer dan 1 ha telt België 58.307 grondgebruikers met 5-10 ha. Hiervan zijn 2.962 gelegenheidsvoortbrengers, 153 zuiver tuinbouwbedrijven en 55.192 beroepslandbouwers, waarvan een zeker aantal evenwel, op geringere of grotere schaal, aan tuinb. doet. Deze 58.307 bedrijven beslaan in totaal 412.160 ha.

< >