noemt men een boomstam, waarvan het inwendige door zwammen is aangetast, terwijl de houtlagen daaromheen nog gaaf zijn. Deze infectie treedt op bij de levende boom en wel van uit de wortel, takstompen of stamwonden.
Het merggedeelte van de stam wordt het gemakkelijkst aangetast, zodat de infectie daar snel voortschrijdt en zich vervolgens, bij voor de zwam gunstige levensvoorwaarden, van binnen naar buiten uitbreidt. De buitenste houtlagen, die zeer waterrijk zijn en weinig lucht bevatten, bieden het langst weerstand, zodat in de levende boom het spint vaak zelfs duurzamer is dan het kernhout. Een kernrotte boom kan op den duur geheel hol worden zonder af te sterven.