Botergebrek, dat meer voorkomt bij ongezouten dan bij gezouten boter. Wat de ene keurmeester met deze naam aanduidt, wordt door anderen dikwijls zuur of goor genoemd.
Het gebrek is een gevolg van onvoldoende zindelijkheid in de fabriek of van het gebruik van een slecht zuursel. Een hoog eiwitgehalte van de boter schijnt het optreden van het gebrek te bevorderen.